Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide een man uit de [55]zonen der profeten tot zijn naaste, [56]door het woord des HEEREN: [57]Sla mij toch. En de man [58]weigerde hem te slaan. 55. Welke waren jonge lieden, onderricht door de profeten in de ware leer, bestuurd tot den zuiveren godsdienst, en vermaand tot de oprechtheid des levens. Zij hadden hun collegien, in welke de profeten waren als hunne kinderen; gelijk zij ook zo genoemd worden vs.35, 1 Sam.10:12; 2 Kon.2:3,5, en Jes.8:18. Vergelijk Richt.17:10. 56. Dat is, door Gods bevel, hetwelk hij dezen zijnen naaste te kennen gaf. 57. Het woor slaan betekent hier niet doden, gelijk in vs.36, maar smijten, als met vuisten, stokken, touwen, enz., zonder dat de dood daarna volgt, gelijk Ex.21:15,18; Spreuk.23:13, en onder, vs.37. 58. Waarin hij kwalijk deed, dewijl hij verstaan had dat zulks van God bevolen was.